Persbericht uitspraak VB 2024/02
Den Haag, 21 november 2024
Vandaag heeft het Veterinair Beroepscollege uitspraak gedaan in de zaak die gaat over een klacht van de klachtambtenaar tegen een dierenarts (VB 2024/02). De klacht houdt – kort gezegd – in dat de dierenarts diergeneeskundige handelingen heeft verricht tijdens een tuchtrechtelijke schorsing.
De klacht is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard door het Veterinair Tuchtcollege omdat de uitoefening van de diergeneeskunde tijdens een schorsing volgens het Veterinair Tuchtcollege niet onder de werking van het tuchtrecht valt. Daarnaast heeft het Veterinair Tuchtcollege niet kunnen vaststellen dat de dierenarts bij (een van) de gedragingen is tekortgeschoten in de zorg die hij ten opzichte van één of meer dieren met betrekking tot welke zijn hulp is ingeroepen behoort te verlenen. Hiertegen is door de klachtambtenaar beroep ingesteld.
In beroep komt het Veterinair Beroepscollege tot het oordeel dat het Veterinair Tuchtcollege de klacht terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, zij het op andere gronden. Uit de Wet dieren kan worden afgeleid dat slechts een dierenarts die is ingeschreven in het Diergeneeskunderegister is onderworpen aan het tuchtrecht. Gebleken is dat de dierenarts vanwege zijn eerdere schorsing daadwerkelijk was uitgeschreven uit het Diergeneeskunderegister. Het Veterinair Beroepscollege ziet in de systematiek en tekst van de Wet dieren geen ruimte om de dierenarts niettemin ingeschreven te achten. Gelet hierop was de dierenarts tijdens zijn tuchtrechtelijke schorsing niet onderworpen aan het tuchtrecht. Het Veterinair Beroepscollege heeft het beroep van de klachtambtenaar daarom verworpen.
Verder heeft het Veterinair Beroepscollege in de uitspraak een wenk aan de wetgever opgenomen, waarbij erop wordt gewezen dat in het veterinair tuchtrecht niet duidelijk is geregeld dat een dierenarts in een periode waarin hij is geschorst in de bevoegdheid tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen, is onderworpen aan het tuchtrecht. Het Veterinair Beroepscollege begrijpt het betoog van de klachtambtenaar ter zitting dat het wenselijk zou zijn als de toepasselijke regelgeving duidelijk zou maken dat het veterinaire tuchtrecht wel degelijk van toepassing is op een geschorste dierenarts. Dat daarnaast ook strafrechtelijke handhaving mogelijk is, hoeft niet problematisch te zijn. Het veterinair tuchtrecht zou hiermee ook meer in de pas lopen met het wettelijk geregeld tuchtrecht voor andere beroepsgroepen, waaronder het aanverwante tuchtrecht voor de gezondheidszorg en het advocatentuchtrecht.
Deze uitspraak is definitief, het Veterinair Beroepscollege is de eindrechter in deze zaak. De volledige uitspraak is via onderstaande link te raadplegen. Bij verschil tussen dit persbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.
Zie Uitspraak VB 2024/02.